Dries Goudeseune
 


Onzin of realiteit?

Veronderstel dat mijn kinderen me op een bepaald moment het volgende zouden vertellen: ‘Papa, wij houden van je, we hebben besloten alles te doen wat je van ons vraagt, zo lang we leven.’ Hoe zou ik dan reageren op hun uiting van vertrouwen in mij?


Wel, ik grijp hen bij de schouders en schud hen eens flink door elkaar. Ik kijk ze heel streng aan en zeg: ‘Daar heb ik nu al die tijd op gewacht. Ik zal ervoor zorgen dat je je hele leven lang spijt zult hebben van deze beslissing om mij zo onvoorwaardelijke te vertrouwen. Ik zal alle plezier uit je leven wegnemen, al je bezittingen aan anderen weggeven en je allerlei dingen laten doen waar je een gloeiende hekel aan hebt!’

Ik zou de titel van ‘vader’ niet waard zijn als ik zo zou reageren. Toch is dit precies het beeld dat de meeste mensen hebben van God. Het strookt ook met hoe ik tot voor enkele jaren over God dacht.

Ik ben opgegroeid in een katholiek gezin met 11 kinderen, onderging alle speciale katholieke gebeurtenissen zoals eerste communie, vormsel en later het huwelijk voor de kerk. Toen ik een kind was las mijn vader elke zondagavond voor in de kerk en het was vanzelfsprekend dat wij er telkens bij waren. Toen we ouder werden, mochten we kiezen tussen de ochtend- of de avondmis. De ochtendmis leek me beter, vooral omdat ik dan kon ontsnappen aan het toeziend oog van mijn ouders en mijn tijd kon besteden in het café naast de kerk, wat ik op dat moment veel leuker vond. Voor God had ik toen geen tijd. Trouwens, God was toch iemand waarvoor je nooit iets goed kon doen. Dat was het beeld dat ik me in de loop der tijd gevormd had via de godsdienstlessen van de lagere en middelbare school.

Bij ons thuis werd er eigenlijk nooit verteld over het geloof, God en de Bijbel, ondanks het feit dat we verplicht waren naar de kerk te gaan. Toen ik 19 jaar was, overleed mijn vader, en bleef ik achter met de vraag waar hij naartoe was. Vanuit het katholieke geloof kreeg ik geen antwoord. Trouwens, wat betreft het eeuwig leven of de hemel, was er binnen de kerk geen enkele zekerheid.

In 1989 ben ik getrouwd met Nancy. Anderhalf jaar later, toen we op een zondagnamiddag aan het wandelen waren tijdens één van de braderiedagen in Ieper, botsten we op een stand met jonge mensen. We hoorden hen spreken over ‘Jezus’. Toen ik in mijn grote nieuwsgierigheid wat naderbij wilde gaan, trok Nancy me aan de mouw: ‘Je gaat toch niet luisteren naar die onzin?’

Ik was me er in die tijd wel van bewust dat er zoiets als een hogere macht moest bestaan, iemand die ons in de gaten houdt. Diezelfde avond sprak ik tot God en zei: ‘Indien U toch bestaat, hoewel ik volop mijn twijfels heb, dan beloof ik U te volgen als U Nancy zover krijgt, dat ze in U gelooft’. Ik durfde zo’n uitspraak te doen omdat ik ervan overtuigd was dat er geen reactie zou komen.

Niets was minder waar. Zeven jaar later, intussen was ik mijn belofte al lang vergeten, kwam mijn oudste zus Maria een keer op bezoek en merkte ze in onze keuken een kadertje op met de tekst: ‘The fruit of the Spirit is love’, wat zoveel wil zeggen als: ’De vrucht van de Geest is liefde’. Ze vertelde dat dit een tekst uit de Bijbel was. En daar bleef het niet bij: ze vertelde ons van alles over de Bijbel.

Ik had er geen flauw vermoeden van dat die dag ons verdere leven zou bepalen.

Het gesprek liet ons niet meer los. Op een dag nodigde ze ons uit op een voordracht rond ‘Depressie’, georganiseerd door evangelische christenen te Ieper. Aangezien Nancy in die periode regelmatig te maken had met depressie, trok dit thema haar sterk aan. Mij sprak het in geen geval aan en met het flauw excuus van ‘Ik ben veel te moe’ bleef ik thuis. Nancy bleek er achteraf niet zoveel van opgestoken te hebben. Maar toch wilde ze nog eens naar enkel andere voordrachtavonden gaan. Eén van die avonden ging over ‘Waarom laat God lijden toe?’.

Ik merkte vanaf die avond dat er iets veranderde bij Nancy. Ze was eng enthousiast over wat ze gehoord had en kon er maar niet over zwijgen. Ze wou zelfs dat ik mee ging naar een reeks van enkele Bijbelstudies, stel je voor! Ik had er de grootste moeite mee en dacht zelfs dat ze gek werd. Ik had er absoluut geen zin in om naar die ‘onzin’ te gaan luisteren.

Met haar vrouwelijke overredingskracht heeft ze me toch kunnen ompraten en zijn we samen naar een Bijbelstudieavond geweest. In mijn achterhoofd speelde alvast: ‘Ze zullen mij hier één keer zien en daar blijft het dan ook bij.’

Wat er die avond gebeurd is, kan ik moeilijk onder woorden brengen. Maar ik herinnerde me in ieder geval een Bijbelvers uit het boek Openbaringen (hfdstk. 3 vers 20): ‘Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij Met Mij.’ Er werd me verteld dat het hier ging om de deur van mijn hart en dat het de Heer Jezus was die telkens op die deur van je leven klopt, tot je ze zelf opent. Uiteindelijk ben ik op de uitnodiging ingegaan. En ik heb aan den lijve ondervonden dat hij inderdaad je leven binnen komt. De onpersoonlijke God over wie ik wel eens nadacht, kreeg nu plots een naam: Jezus.

In de loop van de week dacht ik vaak terug aan wat er die avond was verteld en op datzelfde moment moest ik denken aan de belofte die ik jaren eerder tegenover God had gedaan. Toen ik merkte dat Nancy in een korte tijd veel veranderde - ze was opgewekter, ze kon niet zwijgen over al wat met Jezus te maken had - kon ik alleen maar erkennen dat er inderdaad een levende Heer moest zijn. En door in te gaan op zijn uitnodiging, kreeg ik een levende relatie met God. God werd plots een realiteit. Ik verlangde naar meer en zag uit naar de avonden dat we in de Bijbel lazen.

Ik ben een kritisch persoon en neem niet zomaar alles aan wat me verteld wordt. Ik ben dus wel degelijk op onderzoek gegaan en controleerde onder andere of de Bijbelvertaling die ik had gekregen, wel betrouwbaar was. Ik trok naar de bibliotheek en vergeleek mijn Bijbel met andere Bijbels uit de rekken. Maar ik kon alleen maar vaststellen dat mijn Bijbel inderdaad de Bijbel genoemd mocht worden. Meer nog, het lezen van de Bijbel deed mijn geloof groeien. Ik stond verstomd van alles wat erin stond. De Bijbel gaf antwoorden op mijn diepste vragen, verlangens en problemen: vragen over mijn afkomst (waar kom ik vandaan?), de zin van mijn leven (wat doe ik hier?) en mijn eindbestemming (waar ga ik naartoe?). De Bijbel gaf me antwoorden op mijn vragen over angst, frustratie, schuld, onzekerheid, eenzaamheid, pijn, dood, ziekte, tegenkantingen, zorgen, eeuwig leven en nog veel meer. Uiteindelijk kreeg ik ook antwoord op mijn vraag naar liefde. Ik heb Gods onvoorwaardelijke liefde voor de mens leren kennen: ‘God had de wereld zo lief, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat iedereen die in Hem geloof niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.’ (Johannes hfdstk. 3 vers 16).

Toen ik de voorspellingen in het Oude Testament las, raakte ik des te meer overtuigd van het historisch bewijs dat Jezus de Messias, de Zoon van God is. In Jesaja hfdstk. 53 ontdekte ik dat daarin de kruisiging van Jezus heel nauwkeurig wordt beschreven, hoewel Jesaja zijn profetie 700 jaar daarvoor al op schrift had gesteld. En dat terwijl kruisiging als doodstraf pas door de Romeinen werd ingevoerd. Dat is vergelijkbaar met een bericht in het jaar 1351 over de wereldbeker voetbal van 2008! Zo zijn er ongeveer 300 profetieën aangaande Jezus Christus, zoals zijn geboorte in Bethlehem, 500 jaar eerder voorspeld door de profeet Micha, enz.

Tien jaar geleden is mijn moeder overleden. Dit keer had ik wel een antwoord uit het Woord van God. Mijn moeder had haar leven 10 dagen vóór haar overlijden in handen van Jezus gegeven. Nu weet ik waar ze heen is gegaan en weet ik dat het afscheid toen niet definitief was. Als ik terugblik naar de jaren dat ik christen ben, heb ik maar van één ding spijt: dat ik Jezus niet eerder heb leren kennen.

Om verder in te gaan op de veronderstelling uit het begin van mijn verhaal; als mijn kinderen tegen me zouden zeggen: ‘Papa, we hebben besloten alles te doen wat je van ons vraagt zo lang we leven.’ Wel, in werkelijkheid zou ik mijn armen om hen heen sluiten en zeggen: ‘Ik houd van jullie! Ik vind het enorm fijn dat jullie zo laten merken dat jullie van me houden. Dit is het grootste cadeau wat jullie mij kunnen geven.’ En dat is precies hoe God reageert als jij je leven in Zijn handen legt.

Wens je te reageren?
Mail naar info@weg-wijzer.net